In de taxonomieën zijn de leerinhouden ingedeeld in drie domeinen: het cognitieve domein, het affectieve domein en het psychomotorisch domein. In dit artikel zoomen we verder in op de kenmerken van het cognitieve domein, zoals beschreven in de Herziene Taxonomie van Bloom door Krathwohl en Anderson. Ook laten we zien hoe de taxonomie terugkomt in Cfolio.
Taxonomie van Bloom
De taxonomie van Bloom classificeert denkvaardigheden. Daarin onderscheidt de taxonomie twee dimensies: een kennisdimensie en een handelingsdimensie.
Kennisdimensie
De kennisdimensie bevat vier soorten kennis van concreet naar abstract. Deze kennistypes vertellen wat leerlingen inhoudelijk moeten leren (de leerinhoud). De vier soorten kennis zijn:
- Feitelijke kennis
Feitelijke kennis verwijst naar de kennis van basiselementen, zoals begrippen, termen, gebeurtenissen en details die van belang zijn bij een bepaald onderwerp.
- Conceptuele kennis
Conceptuele kennis gaat over kennis van grotere structuren waarin feiten samenkomen en met elkaar samenhangen. Ook gaat dit type kennis over onderlinge verbanden of relaties, zoals modellen, theorieën, classificaties of principes.
- Procedurele kennis
Procedurele kennis gaat over kennis die vertelt hoe je iets moet doen. Denk aan technieken en methodes, stappenplannen of manieren van onderzoek.
- Metacognitieve kennis
Metacognitieve kennis verwijst naar zelfkennis en het bewustzijn van de eigen kennis en het eigen leerproces.
Handelingsdimensie
De handelingsdimensie onderscheidt 6 niveaus van cognitieve handelingen, ook wel denkvaardigheden genoemd. Deze denkvaardigheden zijn geordend van eenvoudig (‘lagere denkvaardigheden’) naar complex (‘hogere denkvaardigheden’):
- Herinneren
- Begrijpen
- Toepassen
- Analyseren
- Evalueren
- Creëren
De taxonomie combineert deze zes niveaus van cognitieve handelingen met de vier kennisdimensies. De cognitieve handelingen geven namelijk de denkactiviteit weer die het kind met een bepaalde leerinhoud zich eigen maakt. Ook onderscheiden de cognitieve handelingen de complexiteit (lagere of hogere denkvaardigheid) van het kennisniveau waar een beroep op wordt gedaan.
Lagere denkvaardigheden zijn herinneren, begrijpen en toepassen. Die denkvaardigheden maken gebruik van aangeleerd gedrag of reproductief denken. Het gaat om het herinneren van feitelijke of conceptuele kennis, het begrijpen ervan en uiteindelijk het kunnen toepassen van deze kennis in andere situaties.
Hogere denkvaardigheden zijn analyseren, evalueren en creëren. Hierbij wordt nieuwe informatie met eerder opgeslagen informatie samengebracht en met elkaar verbonden. Deze denkvaardigheden zijn nodig om antwoorden en oplossingen te vinden voor opgaven in onbekende situaties.
Het evalueren van de denkvaardigheden
Lagere denkvaardigheden hoeven niet vooraf te gaan aan de hogere denkvaardigheden. De hogere denkvaardigheden zijn wel geworteld in de lagere denkvaardigheden en zijn meestal gekoppeld aan bepaalde voorkennis van het onderwerp. Met behulp van de handelingswerkwoorden tijdens het formatief evalueren biedt de leraar het kind positieve inzichten.
- Herinneren: kinderen benutten eerder verworven kennis en reproduceren dit.
Voorbeelden van handelingswerkwoorden die je als leraar in je begeleiding kunt gebruiken om het herinneren te stimuleren zijn: aanwijzen, benoemen, onthouden, opnoemen, reproduceren, beschrijven.
- Begrijpen: kinderen vergelijken de nieuwe informatie met eerder verworven kennis en geven er betekenis aan.
Voorbeelden van handelingswerkwoorden die je als leraar in je begeleiding kunt gebruiken om het begrijpen te stimuleren zijn: classificeren, uitleggen, vergelijken, samenvatten, interpreteren.
- Toepassen: kinderen passen hun eerder verworven kennis en begrip toe om vergelijkbare problemen in andere situaties op te lossen.
Voorbeelden van handelingswerkwoorden die je als leraar in je begeleiding kunt gebruiken om het toepassen te stimuleren zijn: gebruiken, oplossen, uitvoeren, iets aantonen.
- Analyseren: kinderen splitsen hun kennis en vaardigheden in delen op en bepalen de relatie(s) tussen deze (onder)delen.
Voorbeelden van handelingswerkwoorden die je als leraar in je begeleiding kunt gebruiken om het analyseren te stimuleren zijn: observeren, vergelijken, onderzoeken, classificeren, selecteren.
- Evalueren: kinderen beoordelen hun kennis en vaardigheden op basis van criteria en standaarden.
Voorbeelden van handelingswerkwoorden die je als leraar in je begeleiding kunt gebruiken om het evalueren te stimuleren zijn: beoordelen, bekritiseren, besluiten, keuze beargumenteren.
- Creëren: kinderen maken van bestaande kennis en vaardigheden gebruik om daarmee iets nieuws tot stand te brengen.
Voorbeelden van handelingswerkwoorden die je als leraar in je begeleiding kunt gebruiken om het creëren te stimuleren zijn: ontwerpen, ontwikkelen, samenstellen, scheppen, voorspellen.
Het cognitieve domein binnen Cfolio
Binnen Cfolio koppelen we de beide kenmerken van het cognitieve domein aan zes ontwikkelingsgebieden:
- Taal (Nederlands en Engels)
- Wiskunde/rekenen en algebra
- Wiskunde/geometrie;
- Wetenschappen
- Maatschappij en Burgerschapskunde.
- Sensomotoriek (binnen het domein Motoriek en waarneming)
Bij observaties binnen deze leergebieden spelen de hierboven genoemde handelingswerkwoorden een belangrijke rol.
Hoe dat er binnen Cfolio concreet uitziet, laten we zien aan de hand van drie voorbeelden met leerinhouden binnen verschillende ontwikkelingsgebieden:
- Observatie: een kind noemt, uit het hoofd, de even getallen van 0 tot 100 vlot en correct op.
Kennisdimensie: feitelijke kennis
Handelingsdimensie: herinneren van hele getallen even
Handelingswerkwoord: benoemen
- Observatie: een kind legt uit wat de functie is van de verschillende woordsoorten in een zin.
Kennisdimensie: conceptuele kennis
Handelingsdimensie: begrijpen van verschillende woordsoorten
Handelingswerkwoord: uitleggen
- Observatie: een kind maakt een tijdbalk van een bekend persoon in de geschiedenis.
Kennisdimensie: procedurele kennis
Handelingsdimensie: toepassen van lineaire tijd in een tijdvak
Handelingswerkwoord: uitvoeren